Het Open Boek Texel


< Terug




Aagje Luijtsen

Brief naar Duijns, 12 december 1779


Op 13 december 1779 verzonden naar Duijns
Door Harmanus ontvangen en gelezen op 23 december 1779


Liefhebbende lieve man,


Met groote bleij[d]schap en zeer veel liefde is uwe missieve mijn, beneffe[ns] in een reedeleijke welstant, den 11 desember op sondag ter hand gekoomen.
Waar over ik aan de eene kant zeer verbleijd was, [om]dat uwe mijn lieve kostelijke man behouden in Duijns zijt binnen gekoomen en mijn nog niet vergeet om mijn te schreijven in al uw drukte: maar aan de and[e]re kant zijn ik zoo bedroeft [om]dat uwe, mijn lieve ziel, mijn niet en schrijft uwe welstant.

Wel schreijft [u dat] uw niet veel lust heeft, en [ik] nu bij mijn selver denk dat uw mijn kostelijke lieve man siek, ten minsten onpasselijk is, want [ik] het aan uwe schreijven wel kent sien.
Uw schreijft mijn niet veel of uwe stormweer heeft gehad en dat uw kaptijn leeft of dood is
1 en dat uw tegen een schip zijt aangedreeven en dat uwe gepraaijt 2 is in de H[o]ofden.3
Uw schreijft mijn niets daar [ik] wat gerust op kan zijn.

Als ik maar uw welstant wist, daar mijn groo[t]ste verlangst na[ar] was doe ik de briefe van uw mijn lieve siel kreeg.
Ik souw mijn soo bedroefd maaken als ik in mijn eensaamheijd was, dat [het] deselve keer souw [kunnen] neemen
4 als voorleeden jaar.
Maar [ik] stel mijn soo veel gerust en wagt mijn soo veel voor moeijleijkheeden
5 als ik kan, want hoe geruster ik zijn hoe vlugger 6 ik zijn.
Ik zal mij daar mee troosten dat ik haast weer [een] wat bleijder[e] brief zal kreijgen.

Zoo[dra] als ik de brief voor u mijn lieve hartije kreeg, zijn ik tersto[nd] aan [het] schreijven gegaan om hem morgen met de post te geeven, want Molkenboer
7 mijn sulks heeft geschreijven.
Mijn lieve siel, hoe veel dat ik om uw den[k] is uw onmogeleij[k] om te begreijpen, en dat gij zoo moet swerven en dat ik uw mijn lieve man soo lang moet missen valt mijn zoo bedroeft, dat ik [er] niet van kan rusten bij nagt. Jaan
8 en de jonge[n] seijn mijn veel geselschap en vluggen mijn nog wat op,9 maar Lammert praat een heele dag van zijn vader en van het schip, [het] komt hem niet uijt het hoofd.
En [hij] z[e]ijt allan
10 dat zijn vaader zoo veel lekkers voor hem sal meebrengen en soo veel mooij goed, [dat] vertelt hij aan ij[e]der een.
Hij wor[d]t hoe langer hoe vrooleijkker van aartd.
Heeft twee fiejoole[n]
11 van Leijse peet en Naantije peet 12 tot zijn Sinderklaas gekreegen en is daar op een sondagmorgen heel[emaal] mee in de kerk gegaan naa[r] zijn grootmoeder, daar wij niets van wisten. Hij maar stil was heen gegaan. Soo dat [hij] niet [anders] doet als dansen en springen en tummeltije bol,13 en singen en springen en dan in zijn ba[a]ijtije 14 dansen.

Dan so[e]nt hij mijn smorge[n]s en seijt dan tegen mijn: 'Ik ben Lammert niet, ik ben Harmen Kikkert, jouw lieve vader, voel maar ik heb een staart in mijn nek', zoo dat hij allan om uw roept.
Dan z[e]ijt hij tegen mijn: 'Die lieve swalker van een vader, komt die nag niet bij mij met veel lekkers?' Hoeveel dat kind van uw praat, lief slep, kent gij niet begreijpen.

Wat hij veel van uw liefs ouders hou[d]t.
Hij gaat alle daagen alle vrinden een visiete geeven in sijn eensa[a]mheijd,
15 en Jaan mag niet met hem gaan. Loopt met zijn handen op de rug, soo dat wij de pret met hem hebben.
En [hij praat] van de kippes hok
16 en van de mo[o]ijjen schuijt en van de stu[u]rman, daar wil hij alle dagen met mijn mee [naartoe].

Maar zijn lieve vader kan hij ni[e]t moed
17 praaten. Daar mag hij geen woord leed 18 van hooren of [hij] slaat er op.
Hij leest alls[of] in de brief van u, en soent de brief en seijd: 'Nu komt mijn kostelijke vader weer bij ons moeder, nu sullen wij de pret hebben.' Soodat hij de heele avond soo angaat
19 dat ik er niet van schreijven kan, soo gaat hij aan.
Hij is soo jaloo[e]rs dat ik seg [dat] ik een sustertije voor hem sal halen, dat hij dan van kwaadheijd 'Ik moet uw jon[g]ste kind bleijven.'

Wat ni[eu]ws a[a]ngaat lief man is w[e]ijnig, alsdat
20 Poules Kikkert met Marretije Meijers getrou[w]t zijn.
En de praat gaat dat me[e]ster Seijmon Groot van zijn vrouw is, [w]at bedroefd is.

Wouters Neel is overleeden. Wij hebben een brief van bro[e]der Seijmon gehad. Was gesond en vris en [het] is met Hendrike Pruijt en Seijmen klaar, zij krijgt allan brieven.
Gerred Tuijni[n]g gaat van de winter niet na[ar] zee, zoo dat Avie
21 vroolik is.

En dan Seijmon Kikkert en ons Martije, soo dat ik, lieve mantije, al tegen haar geseijd heb dat zij alle[n] zoo lang moeten wagten.
22 Dat als uw mijn lieve sleppe bij mijn 23 seijd, dat wij [er] ook wat van moeten hebben, schatije lief. Ik zal met st[u]uerman Gevels 24 een brief geeven, want [hij] leijd[t] nog op de ree.

En [ik] sal uw dan wat meer schreijven, want het gaat nu met haast.
En versoeke uw vri[e]ndelijk, hartije lief, [dat] uwe mijn veel schreijft en voor al troouw mijn lief he[ef]t, en dat niet vergeten, want anders zijn ik zoo ongerust, en veel schreijven.25

Onse ouders, susters [en] broeders doen uwe alle van herten groeten en wens[en] uw verd[er] behouden reijs en gesontheijd toe.

Wensen van
26 Grietije van der Mart 27 en Hendrik neef en heb haar van uw gegroet, schoon uw het niet he[e]ft geschreeven lief.
Nu lievertije breke af en doo[e]n uwe du[i]sendmaal groeten en gesontheijd toe wensen, en hope dat God uw mijn kostelijke man zal bewaaren en gerust uw hart zal stellen, dat ik uw mijn lieve ziel tot in het bin[nen]ste van mijn hart lief heb, soo tekenen lieve man uwe liefhebbe[nde] en getrouwe huijsvrouw en di[e]nstwillig[e] di[e]nares tot der dood.


Aagje Luijse

Met haast lief, genagt.


[haaks in de marge] Voor al de g[r]oetenis van ons vader die zoo veel weet van u, [die] mijn lief heeft en zoo veel van uw spreekt, [om]dat hij wou [dat] uw alweer behouden bij hem was.

Genagt lieve man, God hoop ik sal uw onderst[e]uunen en helpen.
Met haast. Sieltije lieve man, ik heb aan Molkenboer geschreven of hij de brief voor mijn wilde besorgen, soo als uw mijn engeltije lieve man mijn geschreeven heeft.

Ik soen alle dagen uw lieve soon voor uw, schatije lief.
Hoe langer ik schreijf, hoe meer moet ik om uw mijn lieve man huijle[n], maar [ik] zal geduldig zijn en op God vertr[ouwen].
Duijzendma[a]l genagt van uw lieve vrouw, die zoo bedroefd is om uw, lieve man.


Den 12 desember 1779


[Adressering] Mijn heer de heer Harmanus Kikkert opperstuurman op 't e[dele] O[ost-Indisch] Comp[agnies] schip de Parel gecom[m]andeerd door de e[dele] manhafft[e] heer Dirk Cs. Plokker leggende ter reede Duijns.

[Datering] Den 12 desember 1779.

[Met notitie van Harmanus] Ontfangen den 23 Dez 1779.



1.    Blijkens Aagjes 12de brief (van 13 november 1779) was Kapitein Dirk Plokker al ziek toen de Parel nog op de Reede van Texel lag.
       Ook in brief 13 informeert Aagje bezorgd naar de toestand van de kapitein.
       In de 15de brief (8 maart 1780) weet ze blijkbaar meer: ze vertelt dat ze Plokkers' vrouw erover heeft geschreven.
2.    Gepraaijt: aangesproken door een ander schip.
3.    De Hoofden: het Nauw van Calais.
4.    Deselve keer souw neemen: dezelfde kant op zou gaan.
       Aagje lijkt te verwijzen naar een miskraam van een jaar eerder (zie voetnoot 12 bij brief 19).
       Misschien ook doelt ze op de vorige reis, toen ze lange tijd depressief was.
5.    Wagt mijn voor moeijleijkheeden: pas ervoor op.
6.    Vlugger: fitter, gezonder.
7.    Molkenboer was Harmanus' zaakwaarnemer in Amsterdam.
8.    Jaan: Jaantje bij dag en nacht, het dienstmeisje.
9.    Vluggen mijn nog wat op: houden me actief, geven me wat afleiding.
10.  Allan: steeds, almaar.
11.  Fiejoole[n]: sierlijke flessen. De betekenis is in dit verband onduidelijk.
12.  Leijse peet: Lijsbeth Dekker, de vrouw van Harmanus' broer Arie Kikkert; Naantije peet is Naantje Groot, de vrouw van Aagjes broer Hendrik.
13.  Tummeltije bol: kopje duikelen.
14.  Ba[a]ijtije: baaitje, hemdje, kieltje.
15.  In sijn eensa[a]mheijd: alleen, in z'n eentje.
16.  De kippes hok: het kippenhok aan boord van de Parel.
17.  Kan hij ni[e]t moed praaten: hij raakt het niet moe erover te praten.
18.  Mag hij geen woord leed van hooren: hij kan er geen kwaad woord over horen.
19.  Angaat: tekeer gaat.
20.  Alsdat: behalve dat.
21.  Aafje, Harmanus' zuster. Gerrit Tuijning was haar vrijer.
22.  Er staan blijkbaar verschillende huwelijken op stapel. Aagje wil dat ze wachten met trouwen totdat Harmanus terug is.
23.  Aagje schreef: mijn mijn.
24.  De VOC-vloot waarop stuurman Gevels voer, bleek al te zijn vertrokken toen Aagje begin januari haar volgende brief wilde meegeven.
       Zie brief 14, pag 159.
25.  Vernoegen: vermaken.
26.  Aagje schreef: en.
27.  Grietje was gehuwd met Hendrik van der Merct, VOC-commies en neef van Harmanus.
       Hendrik schreef hem kort voor zijn vertrek nog een brief, zie pag. 147.



Deze nieuw ontdekte brief van Aagje Luijtsen aan Harmanus Kikkert werd op 3 december 2004 door Perry Moree aangetroffen in het High Court of Admiralty-archief van het Londense Public Record Office, ruim 10 jaar na de ontdekking van Aagjes eerdere brieven.

Aagje verwijst ernaar in haar veertiende brief (pag. 159).
In de reeks volgt hij na brief 12, die is geschreven toen de Parel nog op de Reede van Texel lag en gereed werd gemaakt voor de reis naar China.

De vloot met de Parel vertrok op 18 november 1779. Aagje bleef achter met haar zoontje Lammert van ruim tweeënhalf jaar, ze was op dat moment vijf maanden zwanger.

Hoewel Harmanus 'schielijk', bij Duijns aan de Engelse zuid-oostkust arriveerde, begon de reis allesbehalve gelukkig.
De kapitein had hoge koorts en op de Noordzee raakten ze in zwaar weer: de Parel was tegen een ander schip aangedreven, en de Indiaan waarop Harmanus' broer Arie gezagvoerder was, raakte zodanig gehavend dat hij pas na 42 dagen Portsmouth kon bereiken.

Er waren veel ongelukken gebeurd op zee.
Aagje had daarover in de courant gelezen en maakte zich grote zorgen, ook omdat Harmanus zelf zich in zijn brief op de vlakte hield.