Brief aan de kinderen in de stad, Texel 1895
De schrijver van deze eenvoudige, hartelijke brief is Klaas Roeper Hz.
Het zijn drie velletjes, geschreven aan zijn dochter Adriana, die gehuwd was met Adrianus Veltkamp, een kruier uit Amsterdam.
Klaas is geboren in Den Burg 12-1-1820, overl. Walenburg 28-3-1899, arbeider, zoon van Hendrik Roeper Czn en Jantje Wilt.
Tot zijn 25ste was hij als inwonend knecht werkzaam bij zijn tante Neeltje op Theodorahoeve.
Daarna gehuwd met Meis List, waarmee hij woonde op Waterweg 1.
Een jaar na haar overlijden in 1858 hertrouwde hij met de weduwe Dieuwertje Koorn.
Samen kregen ze drie kinderen: Arie, Lambert en Adriana.
Het gezin woonde op Noordhaffel, waarvandaan ze in 1866 verhuisden naar het buurtschap De Veen.
Dieuwertje overleed in 1869. Haar oudste was op dat moment nog geen 8, haar jongste pas 2,5.
Hoe Klaas het als weduwnaar met jonge kinderen heeft kunnen plooien en hoe het hem vergaan is, weet ik niet.
Bekend is dat zijn zoon Arie later is geemigreerd naar Amerika.
Klaas Roeper was geen geoefend schrijver. Hij verwisselt soms letters, zoals: keiln - klein, afmielie - familie, ete - eet.
Deze vergissingen zijn in de tekst verbeterd, leestekens en hoofdletters zijn toegevoegd.
- 1 -
Texel, den 17 April 1895
Geachte kinderen en klein kinderen.
Daar ik uw brief heb ontva[n]gen en daar uit heeft vernoemen als dat gij lieden en den kinderen gezond waard,en dat is al een grooten schat want de gezondheid is zoo veel waard, en dat ben ik van dezen winter aan den weet gekoomen.
Al wel, met de gezondheid gaat het wel, maar ik heb een week of 4 haast niet ku[n]nen loopen [behalve] van het bed naar tafel, maar god zij gedankt het gaat nu weder wat beeter.
En Jane[t]je heeft ook zoo veel pijn geleeden aan haar gezicht, het was bedro[e]fd, zij gaat twee maal in den week naar den dokter maar het wil n[ie]t.
Het is anders met de famielie goed, maar ik ben maar weder alleen, mijn meid is den 6 maart weggegaan, haar zuster was ziek, toen moest zij tehuis koomen.
- 2 -
Ik kan wel weder een ander meid krijgen, maar ik kan zoo veel geld niet geven, want ik heb van nieuwenjaar tot heeden al 80 cent verdiend.
Maar als ik maar weder goed kan loopen dan zal het wel weeder gaan.
Het is nu het slap[p]e van het werk maar ik eet alle dagen nog. Mijn bouwland is bezaaij[d] en mijn schaapen hebben gelamd.
Ik heb 5 lam[m]er van de 3 schaapen, en verkocht voor 9 gulden pe[r] stuk. Als zij in leven blijven heb ik 45 gulden.
Ik zou wel willen dat het maar zomer was [en] dat gij maar voor een maant over koomt.
Op den hoop dat gij over koomt, zal ik maar niet veel schrijven. Het is bij mij in de buurt zoo verandert, het is haast allemaal anderen buuren.
- 3 -
Gij lieden moest nu maar over koomen, want nu is het land weder wit van den lam[m]eren, het is zo [e]en mooi gezicht.
Ik en eindig maar met schrijven, in den hoop dat gij lieden maar spoedig over komt, en als het er niet aan zit schrijf mij dan maar, zal ik uw wel geld stuuren en van mij van harten gegroet en den kinderen ook, maar zij weten van grootvader nog niet veel af, en indien dat gij lieden nog niet over koomt, dan niet zoo laa[n]g met schrijven te waagten.
Nogmaals gegroet en geeft mijn klein kinderen maar een zo[e]n voor mijn, uw vader Klaas Roeper.