Tussen 1776 en 1780 schreef Aagje Luijtsen een reeks brieven aan haar man Harmanus Kikkert, stuurman in dienst van de VOC.
Deze brieven zijn midden jaren negentig door Perry Moree aangetroffen in het engelse High Court of Admiralty-archief in Londen.
Ze zijn onder de titel Kikkertje Lief door Het Open Boek uitgegeven in 2003, en herdrukt in 2005.
Aan de herdruk is losbladig een later gevonden brief van Aagje toegevoegd.
In het najaar van 2007 dook in hetzelfde archief (30, doos 336) opnieuw een briefje op, nu van Marritje Luijtsen, de zus van Aagje.
Ze stuurde het, samen met het schone wasgoed, naar Aagje en Harmanus op het schip De Parel.
Het schip lag voor anker op de Rede van Texel waar het gereed werd gemaakt voor de reis naar Kanton.
Prof. dr. Marijke J. van der Wal (leerstoel Geschiedenis van het Nederlands aan de Universiteit van Leiden) ontdekte het briefje bij toeval.
Het is gedateerd 3 november 1779.
Blijkbaar logeerde Aagje enkele dagen aan boord bij haar man en pasten de grootouders op Lammert, hun zoontje van 2,5 jaar.
Lammertje denkt dat zijn moeder de dag daarna weer thuis zal zijn.
Maar Marritje verwacht haar zus en zwager de 4de nog niet terug, zodat ze de verjaardag van vader Luijtsen zullen mislopen.
Brief van Marritje Luijtsen aan Aagje en Harmanus
3 november 1779
Verzonden naar het schip de Parel op de Rede van Texel 1
Liefhebbe[n]de Broeder en suster, Wij stuere uw edele het sc[h]o[o]ene goed, hoope dat het uw edele wel ter hand sal kome[n].
Jaan 2 heeft het scho[o]en gemaakt zoo gauw als het mo[o]egelijk was.
Vader en moeder wenste[n] wel dat uw edele beijde[n] morgen aan de wal was, om meede vaders verjaardag te viere[n] 3, maar zulks zal mo[o]egelijk niet geschiede.
Bezonders is hier niet, ten menste niet waardig om te melde[n].
Uw edeles zooen Lammert is al even goed te vreede 4. Hij z[e]ijt maar: moeder is om mij[n] vader te haale[n] en sal morgen t[h]uijs kome[n].
Wees zo goed en doet de groetenis aan stuurman Baaren[d]se en aan Boomgaard 5 en zegt dat ik nu vreij wat beter ben als doe ik an boort was.
Wens haar toe des heeren zeegen en gezondheijd.
Wij zijn alle[n] welvaarende, [en] hoope[n] dat het uw edele ook zoo mag zijn.
Hier meede afbreeke en blijve met veel aagting uw edele toegenegen suster
M. Luijtsen
Burg, 3 nov 1779
Uw edele moet wel eens nar het goed keijke[n] of het allem[a]el niet alte droog was.
Zeg Jan genagt 5
1. De vloot met de Parel vertrok op 18 november. In haar brief van 13 november schreef Aagje:
'Og lief, schreijf mijn nog eens of ik nog eens bij uw aan boord kan koomen.'
Of dat nog gebeurd is, weten we niet.
2. Jaan, de huishoudelijke hulp 'Jaantje voor dag en nacht'.
3. Klaas Hendriksz Luijtsen (1722-1781) was dus op 4 november geboren.
Harmanus zou hem niet meer op zijn verjaardag ontmoeten, want Klaas Luijtsen overleed in 1781 en Harmen was toen nog niet terug.
4. Het lijkt er op dat Aagje na deze logeerpartij nog eens samen met hun zoontje Lammert aan boord is geweest.
Want in haar brief van de 13e schrijft ze dat de jongen 'in die dagen' erg onhandelbaar is geworden.
Hij wil almaar naar zijn vader lopen, en 'bij zijn vader woonen op zijn vaders schip bij de grote vlag'.
5. Harmanus was tijdens deze reis opperstuurman.
Onder zich had hij onderstuurman Johannes Bongaard (uit Düsseldorf afkomstig) en als derdewaak Jan Barendse uit Amsterdam ('zeg Jan genagt').