Het Open Boek Texel


< Terug





Tusschen het wad en de groote zee



Een hoofdstuk over Texel uit het album Noord-Holland in de reeks 'Zwerftochten door ons land'.

De tekst is van Jan Feith, en de illustraties zijn van Bernard van Vlijmen

Een uitgave van N.V. Koek-, en Beschuitfabriek, v/h G. Hille & Zoon, Zaandam 1933







Als je met de Dageraad of het Marsdiep het haventje van Oudeschild binnenvaart, heb je al een heelen tijd gelegenheid gehad, Texel te bekijken.
Daar schoof eerst de breede zandige Hors met den ruig begroeiden kop van Onrust voor 't zonnige blauw van de zee, dan was er 't ranke torentje van Den Hoorn met verweg de golvende lijn van de duinen en glooiden boven den dijk van den Prins-Hendrikpolder de hooge landen van het Oude Texel op, en weer later kon je Den Burg ontwaren, vóór de laag achter den dijk gedoken huizekens van Oudeschild je den blik op 't langsschuivende land benamen.

Maar al is dit eiland ook boeiend als geheel, al doen er zich ook telkens wijde, lichte vergezichten voor je open, je raakt toch pas goed onder de bekoring van de eigene schoonheid van Texel, als je er zwerven gaat langs kronkelpaadjes en rechte polderwegen, door dichtbegroeide duinvalleien en over zon-geblakerde zandvlakten, als je er speurt naar de wondere uitingen van vogelleven of er geniet van de bonte bloemenpracht, die in den opgang van voorjaar en zomer heel het eiland siert.

Voor je 't havenbuurtje met zijn mooien donkeren molen nog goed en wel uit bent, ligt er weerszijds van den breeden weg naar Den Burg al een wild en drassig stuk land voor je, 'n prachtig partje, waar overal water blinkt tusschen de bloemen en grassen, en allerlei vogels hun nesten bouwen.
't Kan haast niet anders, of een scholekster gaat er op de wieken met fel gefluit, een tureluurtje zit op een hekpaal zijn veeren te fatsoeneeren en als je een beetje geluk hebt, ontdek je wat verderop misschien wel een paar kluten, die met hun omhooggebogen snavels in den modder van een plasje naar ongedierte scharrelen.
't Zijn zeldzame gasten in ons land, deze mooie wit met zwarte vogels, maar hier op Texel kun je haast geen flinken tocht maken zonder ze te zien te krijgen.

Zoo kuier je, nog wat nageschreeuwd door een 'ljieuw', op Den Burg aan; maar de rasechte zwerver, die immers liefst de groote wegen mijdt, slaat den zijweg in, die langzaam tegen de flauw glooiende flanken van den Hoogen Berg oploopt.
Een paar groote stolp-boerderijen liggen er met hun pyramide-daken onder hooge boomen, 'n boschje van beuken en eiken, ahorns en berken, allemaal kort gehouden door den wind, die staag waait, staat er tegen den hemel op en rondom golven de schapenweiden met hun merkwaardige 'tuunwaoltjes', hun walletjes van graszoden, die hier de onmogelijk nat te houden slooten vervangen en tevens luwte geven aan de schapen, die winter en zomer buiten blijven.

Wijd is het uitzicht hier over den breeden Texelstroom naar de vroegere Zuiderzee, die in de zon glanst als metaal, en vanzelf komt het verlangen in je op, verder om en over de hoogten te gaan tot het torentje van Den Hoorn je wenkt en je het kronkelende weggetje zoekt, dat naar het zuiden leidt.

Den Hoorn ligt nu midden in het land, maar 't is gegroeid als een dorp aan de kust, net als Oudeschild, en dit is nog duidelijk te zien.
Hier woonden vroeger de loodsen, die door het nu geheel verzande Noordergat de schepen naar buiten brachten of veilig de befaamde rede van Texel deden bereiken, die van 't Loodsmansduin uitkijk hielden over Razende Bol en Hellegat en Marsdiep en in Loodsmans Welvaren misschien een stevig glas dronken, als ze het er in een wilden stormnacht behouden hadden afgebracht.

Een goede honderd jaar geleden was Den Hoorn nog een kustplaats, maar sedertdien heeft de stroom hier 't eiland steeds aan doen groeien, zijn de Naal, de Kuil, het Hoorner Nieuwland ingedijkt, is De Mok ontstaan achter weer een nieuwen stuifdijk, werd de beroemde Geul gevormd en ingesloten; en dat proces gaat nog steeds voort.
Tenzij op een kwaden dag de stroom wat anders in 't zin krijgt - de afsluiting van de Zuiderzee brengt hem misschien wel in de war - en hij weer trachten zal, weg te spoelen en te breken wat hij langzaam maar zeker heeft opgebouwd.

't Is ook nog niet zoo lang geleden, dat Onrust nog 'n apart eiland was, 'n gevaarlijk punt voor zeelui.

Nu strekt er zich daar bij laagwater een kilometersbreede zandvlakte uit, waar duinen zich vormen en weer verstoven worden, waar de wind vrij spel heeft en je allerlei interessante waarnemingen kunt doen.
Daar vind je licht de grootste schelpen van onze kusten, de strandgapers, en in voor-, en najaar, in den trektijd, komen er elken dag weer troepen van duizenden vogels van allerlei slag bijeen.
Maar er ligt vaak in de verte een oorlogsschip, dat zich telkens in rookwolken hult en even zoovele malen een projectiel in de richting van den Hors zendt.
Als je niet zeker weet, dat er geen schietoefeningen gehouden worden, is 't daarom maar geraden, binnen de duinen te blijven.

En waarom ook niet? Wat kan het daar in Meietijd prachtig zijn aan de Geul, als overal tusschen de donkere biezenpollen de blanke waterranonkels bloeien, wat kan het een genot zijn te dwalen door de lage binnenduinen, waar de duinroosjes heele hellingen dekken en de hei in den nazomer fletse paarse tinten strooit!
Over richels en vlakken ga je verder, 't Noorden in, waar zwermen meeuwen op hun breede vleugels zeilen boven de groote kolonie.

En heel dit prachtige gebied zal tot in lengte van dagen zoo bewaard blijven, want een goede vijfhonderd bunder is tot Staats-natuurmonument verklaard en staat nu onder toezicht van het Staatsboschbeheer, dat ervoor te waken heeft, dat de zilvermeeuwen rustig kunnen broeden en dat de zeedistels en de duinroosjes, de orchissen van de vochtige valleien en al 't andere wilde gebloemt, dat juist deze duinen zoo aantrekkelijk maakt, niet uitgerukt of afgeplukt worden.
Ditzelfde Staatsboschbeheer heeft een groot dennenbosch aangelegd op de plaats van de vroegere Westermient, een lage, moerassige heidevlakte met allerlei merkwaardige bloemen en planten, die een kleine veertig jaar geleden verknoeid werd bij een poging, er nuttig hooiland van te maken. Ook verder naar het noorden, bij de Koog, planten arbeiders van het Staatsboschbeheer elk jaar duizenden dennetjes en wie weet hoe mooi zoo'n boschzoom aan den binnen-duinrand mettertijd wordt.


* * *

De naam Westermient herinnert nog aan 't dorp de Westen, waarvan niets meer over is dan wat overgroeide steenbrokken op 'n verwilderd stuk land, al moet het eens de belangrijkste plaats van het eiland geweest zijn.

Tegenwoordig vervult Den Burg die functie, en met eere.
Het is een flink, welvarend dorp, dat zich nogal heeft uitgebreid, maar in zijn kern toch nog den vorm bewaart van den door een wal en een gracht omringden burcht van weleer.
Het heeft een prachtig oud kerkje, dat zijn baksteenen torenspits hoog heft boven de roode daken van het dorp en onder 't hotel Texel een kelder, waarin het gravinnetje Ada van Holland zooveel eeuwen geleden gevangen gezeten moet hebben; al zijn de geleerden 't daarover niet eens.

Onder de linden van de Groeneplaats, waar op stille zomeravonden de dorpelingen langs kuieren onder hun 'rondje' of eens met elkaar praten over zaken en weder en zooveel meer, worden op maandagen in mei en juni de groote lammerenmarkten gehouden.

Het is me er dan een drukte en roering van je welste, er is rumoer over 't anders zoo stille dorp, er wordt geloofd en geboden, de café's zitten stampvol en in de namiddag gaan groote kudden lammeren langs den weg naar Oudeschild, waar de booten al te wachten liggen.
Tusschen de 25 en 30.000 lammeren van het puike Texelsche ras worden doorgaans per jaar verkocht en 't behoeft niet te verwonderen, dat de schapen het grootste aandeel hebben in de welvaart op het eiland.
Voor de rest zorgen voornamelijk de landbouw en de visscherij.

Het noordelijke deel van Texel is vlak en open en wie den langen rechten Postweg door den Eyerlandschen polder weleens met tegenwind getrapt heeft, zal dat karwei niet licht vergeten.
'n Goede eeuw geleden lag hier een uitgestrekte slikvlakte, bewoond door duizenden vogels en duizenden konijnen, maar een 'societeit' heeft het zaakje in 1835 in luttele twintig weken laten bedijken en sedertdien werden er vele groote Zeeuwsche boerderijen gesticht en golft er in den zomer het graan onder de hooge luchten. Maar niet alle polders zijn zoo geslaagd.

In Het Noorden en in WaaIenburg heeft het lang geduurd eer de bemaling voldoende werd, natuurlijk tot groot genoegen van de vogels en de natuurvrienden. In den eersten polder verkocht een boer indertijd eens vijftig bunder grond voor een half pond tabak aan een knecht.
Hijzelf vertrok naar Amerika om van de hooge polderlasten af te komen.
En in Waalenburg, waar de bezittingen van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten thans een oppervlakte beslaan van bij de zestig hectare, heeft zich aan de boorden van de Kil een druk en bont vogelleven kunnen ontwikkelen, dat menig natuurvriend uit verre landen al tot een reis naar Texel heeft verlokt.
Daar komen de kemphaantjes, de 'kragemakers', naar de 'van ouds bekende' kampplaats aan den rechten polderweg, daar broeden meeuwen en sterns en al die andere vogels van de drassige Texelsche hooilandjes.

Maar 't indrukwekkendste deel van Noord-Texel ligt toch weer aan den zeekant, waar de geweldige zandvlakte van de Slufter met de smalle kreek een gebied vormt van grootsche schoonheid en waar binnen de duinen 'n paar meertjes liggen, de Muyen, omzoomd van bies en riet, waarin de reigers hun nesten bouwen en misschien de lepelaars ook wel weer eens komen broeden, waarboven sterntjes wiekelen, waarrond parnassia en wintergroen en orchissen bloeien onder de forsche duindoorns, meertjes, zoo mooi als je 't maar wernschen kunt.
Ook dit gebied wordt door den Staat beschermd.

Welgeteld hebben we op Texel tegenwoordig elf natuurmonumenten met een gezamenlijke oppervlakte van bijna een tiende deel van het heele eiland.
Dat is wel zeer verheugend, want 't geeft zekerheid, dat Texel zijn karakteristieke landschappelijke schoonheid zal behouden, evenals de rappe vogels en de bonte bloemen, die daar zoo één mee zijn.


* * *

Wanneer je van de vuurtorenduinen naar het noorden kijkt, dan valt daar aan de overzij van 't Eyerlandsche Gat maar nauw een lichte, smalle streep van Vlieland te bespeuren.
De eene keer is 't zicht wat helderder dan een andere maal en soms is ook 't hoog op de pooten staande huisje voor schipbreukelingen te zien, maar imponeeren doet de eerste aanblik van Vlieland toch niet.
In de Cocksdorp kun je voor den overtocht wel een accoordje maken met een visscher en als je er prijs op stelt, kan een boerenwagen je over de Vliehors tegemoet gestuurd worden.
Je leert nog wat over wind en getij en op 't afgesproken uur begin je den overtocht, die soms zijn avonturen kan hebben en je steeds 't genot schenkt, nu eens echt buiten gebaande paden te dolen.

Op een zandplaatje liggen wat zeehonden te zonnen, een bruinvisch vertoont misschien zijn zwemkunsten in het Gat en eindelijk beland je dan op de onherbergzame, verlaten Vliehors.

Langs de waterlijn loopen wat meeuwen pootje te baden en trippelt een stel zandloopertjes, maar verder is er doorgaans niet veel te beleven, tenzij op een heeten, zonnigen dag de uit verhalen van ontdekkingsreizigers welbekende luchtspiegelingen optreden boven het witte zand, zoodat rondom de Hors vervloeit in blauwen doom en de verre Meeuwenduinen in de lucht schijnen te zweven.



           



           



           



           








   WENKEN VOOR HET OPPLAKKEN VAN DE PLAATJES


Voor het opplakken van onze plaatjes ontraden wij het gebruik van vloeibare gom, daar deze langzaam droogt en daardoor de plaatjes onder het opplakken doet omkrullen.
Ook is het niet te vermijden, dat het vastdrukken der plaatjes de gom onder de randen doet uitkomen.

Bij eenigszins warm vochtig weer gebeurt het vaak, dat deze gomranden opnieuw kleverig worden, waardoor stof en vuil zich eraan vasthechten en de plaatjes a.h.w. in een groezelige lijst komen te zitten.
Beter is het daarom een goede plakpasta te gebruiken, waarvoor wij 'Gluton' der firma Talens & Zoon te Apeldoorn aanbevelen.

Dit plakmiddel is overal verkrijgbaar in potjes met penseel van f 0.30, f 0.45, f 0.90 en f 1.-

Het is zindelijk doordat het niet onder de randen der plaatjes uitkomt, en bovendien zuinig in het gebruik.
Na aandrukken der plaatjes is het terstond droog en wordt daarna niet meer zacht.

Vóór het vastdrukken der plaatjes legge men er een zindelijk stuk onbedrukt papier overheen, en wrijve hierover heen en weer, in plaats van met de bloote hand of met een doek direct over het plaatje te strijken.
Men vermijdt hierdoor het gevaar, dat de teere kleuren worden besmeurd of beschadigd.


N.V. KOEK-, EN BESCHUITFABRIEK, V/H G. HILLE & ZOON ZAANDAM
Plaatjes-afdeeling: Keizersgracht 388, Amsterdam (C.)