Het Open Boek Texel


< Terug



Annie Romein-Verschoor

'Nichie, weet je wel dat er hier per jaar voor 20.000 gulden verpreekt wordt?'

Fragment uit Omzien in verwondering, uitgeverij de Arbeiderspers


Annie Romein -Verschoor werd geboren in 1895.
Samen met Jan Romein publiceerde ze kort voor de oorlog 'De lage landen bij de zee' en 'Erflaters van onze beschaving'.
Haar oma van moeders kant was de oudste dochter van een oorspronkelijk Texelse boer Kikkert, die naar Den Helder was verhuisd en daar vóór het graven van het Noordzeekanaal een bloeiende bakkerij op het Havenplein dreef.
Annie logeerde nogal eens bij familie op Texel. Ze schrijft erover in haar autobiografie 'Omzien in verwondering'.

De passage die we hierbij afdrukken speelt rond 1915.



'In die jaren logeerden, Ti en ik nogal eens op Texel bij verre familie van ma, o.a. bij een broer en twee zusters, alle drie ongetrouwd en naar schatting om de vijftig, die tot de Texelse boerenelite behoorden, welgestelde grondbezitters en renteniers.
Ze woonden in een mooi breed dorpshuis 'an de Burg' met erachter een ruime, betegelde en met een glazen kap overdekte plaats, waar middenop een grote koperen pomp stond te blinken.

De zusters Koning waren zindelijkheidsmaniakken in karikatuur, die 's morgens genoeg hadden aan een theekopje water en een zakdoek om zich te wassen, om zich verder de hele dag aan het vegen, dweilen en boenen te wijden, ons les gaven in het afhalen van ons bed: oude kranten over alle meubilair en dan doodvoorzichtig een deken van het bed trekken om geen stof op te jagen, en die wat schichtig toekeken wanneer wij iedere ochtend onder de koperen pomp doken.

Maar een boeiender en oorspronkelijker figuur was Jan Koning die in de jaren, toen men in zo'n kleine eiland-gemeenschap nog kwistig met bijnamen werkte, naar een grote geboortevlek in zijn gezicht de 'sukkelaatwang' werd genoemd.

Zijn dagen bracht hij door in zijn moes- en fruittuin met een paar zorgzaam onderhouden kassen, waar wij ons te buiten gingen aan enorme perziken.

's Avonds zat hij in een brede leunstoel met een glas wijn voor zich te lezen, bij voorkeur Heine en Darwin, die hij overdadig citeerde tot steun van zijn met veel overtuiging voorgedragen atheïstische uiteenzettingen.
Een uitspraak van hem is mij bijgebleven: 'Nichie, weet je wel, dat er hier op het eiland per jaar voor 20.000 gulden verpreekt wordt.

'We leenden van hem of een andere neef die 'an de Stenen Plaats' woonde, een bakwagen en een mak paard, waarmee we dat hele gelukzalige eiland rondtoerden.

Op de Stenen Plaats logeerden we onder linnen lakens, waarvan de brede zomen in priegelige rode kruissteekjes geborduurd waren met paardjes en levensboompjes en een jaartal zeventienhonderd en zoveel.

>

Jan Koning woonde met zijn zusters Trijntje en Marie op Schilderend 10, tegenover het groentje.

Het pand wordt nu bewoond door de familie Nijman.
De koperen pomp is verdwenen, maar de glazen overkapping van het plaatsje is nog gedeeltelijk intact.

Koning was een eigenzinnig mens, zeer belezen, lakoniek en nuchter. Ruim voor zijn dood in 1943 had hij Jan Smit alvast een kist laten maken en meteen ook maar zijn eigen grafsteen besteld.

Als je dit soort dingen aan de familie moest overlaten, kwam er niks van terecht.
Het steentje stond jarenlang in de broeikas.
Ze hoefden er enkel nog de datum op te zetten.
De kist stond eerst rechtop in een klerenkast.

Als het zover was kon hij hem naar voren halen en er zo instappen.
Later had hij hem in de achterkamer; en benutte hij hem weleens als voorraadkist: je kon er flink wat aardappelen in kwijt.

Dat er op gezette tijden moest worden gepast, valt te begrijpen.
Of hij er écht af en toe in sliep is niet zeker, maar het wordt verteld.

Koning raakte veel geld kwijt aan een investering in Russische aandelen.
Op het eind van zijn leven was hij allesbehalve welgesteld.

De andere neef waarover Annie Romein schrijft moet Jac. Kooiman zijn geweest. Die woonde 'an de Stenen Plaats' op nummer 4.